De druïde
In de oudheid was de druïde allereerst een filosoof die de zin van het leven en de werking van de natuur onderzocht. Hij of zij was ook wetenschapper, astronoom, docent en schoolhoofd, adviseur van vorsten, mediator, rechter, ritueelspecialist (celebrant), alchemist (Pheryllt) en metaalwerker, magiër en wijze. Er zijn geen bewijzen dat ze priesters waren zoals de priesters van de geopenbaarde religies (Christendom, Islam etc.) Ze voerden meerdere van de bovenstaande taken tegelijk uit. Oude wetteksten laten zien dat ze met een zeer ver ontwikkeld rechtssysteem werkten, gebaseerd op compensatie van het slachtoffer in plaats van opsluiting of wraak. Ze hadden aanzien, privileges en bekleedden officiële posities. Het beeld van de oudere wijze man of vrouw heeft waarschijnlijk te maken met de tijd (ca. 19 jaar) die het kostte om druïde te worden. Veel van wat zij in die jaren leerden, was overigens algemene ontwikkeling zoals ook wij nu op school leren.
In onze tijd zijn druïden mensen die druïderij als spiritueel pad hebben gekozen. Ze zijn ook bard en ovaat en zoeken naar de diepste en hoogste bronnen van inspiratie, naar wijsheid en eenheid met het Leven en ze leven vaak holistisch en ecologisch. Ze ontwikkelen en promoten levensstijlen, waarin mensen in harmonie met de natuur leven.
De druïdegraad richt zich allereerst op het in contact komen met je innerlijke wijsheid, de filosoof en adviseur. Daarna richt de graad zich onder meer op het aspect ‘van dienst zijn’.
Na voltooiing beginnen veel druïden opnieuw omdat het pad zo anders is de tweede keer, dieper, intenser. Het is een voortdurende reis naar je complete, beste zelf die alles uit het leven haalt in een nauwe relatie met de natuur. Iedere reis is uniek en neemt zijn tijd.